In de collectieve verbeelding lijken humane geneeskunde en diergeneeskunde twee heel verschillende paden te volgen. De moderne geschiedenis van de farmacologie laat echter zien dat deze scheiding veel doorlaatbaarder is dan het lijkt. Sommige medicijnen, die oorspronkelijk bedoeld waren voor de behandeling van dieren, bleken zo effectief en veilig dat ze later ook voor menselijk gebruik zijn aangepast.
Dit fenomeen is niet triviaal: het weerspiegelt een gedeelde wetenschappelijke logica. Of het nu gaat om parasieten, bacteriën of gemeenschappelijke cellulaire mechanismen, dier- en menssoorten delen veel biologische doelwitten, waardoor bepaalde moleculen "overdraagbaar" zijn tussen beide vakgebieden.
Onder de meest emblematische voorbeelden kunnen we noemen ivermectine (Stromectol), een molecuul dat eerst bij dieren werd gebruikt om parasitaire plagen te bestrijden, werd vervolgens een belangrijk instrument in wereldwijde campagnes voor de volksgezondheid. Maar het is niet het enige. Verschillende antiparasitaire geneesmiddelen, antischimmelmiddelen en zelfs sommige antibiotica hebben een vergelijkbare weg afgelegd, van de veterinaire wereld naar de menselijke geneeskunde.
In deze reeks voorbeelden en analyses laten we zien hoe deze transities mogelijk zijn, in welke gevallen ze gerechtvaardigd zijn en waarom ze strikt gereguleerd moeten worden. Dit onderstreept tevens de logica van het "One Health"-concept: een geïntegreerde benadering van de gezondheid van mens, dier en milieu.
Ivermectine: een molecuul met een dubbel doel
Van boerderij tot wereldwijde volksgezondheid
Ivermectine is misschien wel het beste voorbeeld van een diergeneesmiddel dat een pijler van de volksgezondheid is geworden. Dit molecuul werd eind jaren zeventig ontdekt door de Japanse microbioloog Satoshi Ōmura en de Amerikaanse onderzoeker William Campbell (Nobelprijs voor de Geneeskunde in 2015) en werd voor het eerst ontwikkeld om parasieten bij dieren te behandelen, waaronder runderen, paarden, honden en schapen.
De spectaculaire effectiviteit tegen darmwormen, mijten en andere uitwendige parasieten maakte het al snel tot een standaard in de diergeneeskunde. Ivermectine was laag in toxiciteit, gemakkelijk toe te dienen, stabiel en zeer effectief bij lage doses, en voldeed daarmee aan vele eisen voor breed gebruik... zelfs buiten het dierenrijk.
Begin jaren tachtig lieten klinische proeven zien dat ivermectine ook effectief was bij mensen, met name tegen onchocerciasis (of 'rivierblindheid'), een parasitaire ziekte De ziekte werd in verschillende delen van Afrika door vliegen overgebracht en was destijds een belangrijke oorzaak van vermijdbare blindheid, die miljoenen mensen trof.
In 1987 lanceerde Merck het Mectizan®-programma, een baanbrekend initiatief dat in samenwerking met de WHO, UNICEF en talloze ngo's gratis ivermectine verstrekte aan alle getroffen landen. Deze strategie heeft sinds de lancering meer dan een miljard mensen behandeld en de prevalentie van verschillende verwaarloosde tropische ziekten drastisch verminderd.
Ivermectine wordt momenteel gebruikt bij:
- behandeling van onchocerciasis en lymfatische filariasis;
- preventie van ernstige schurft bij risicogroepen;
- enkele gevallen van strongyloidiasis.
Internationale erkenning
Dit succes wordt geprezen als een van de grootste prestaties op het gebied van de volksgezondheid in de 20e eeuw. Het laat zien hoe een goed beheerd veterinair molecuul een essentieel instrument kan worden in de strijd tegen menselijke ziekten grotendeels genegeerd door de grote traditionele farmaceutische circuits.
Maar het verhaal van ivermectine eindigt daar niet. Het zet ons aan het denken: welke criteria staan toe dat een diergeneesmiddel bij mensen wordt gebruikt? Wat zijn de risico's van een dergelijke overdracht? En hoe kunnen we misstanden, zoals die recentelijk tijdens de COVID-19-pandemie zijn waargenomen, voorkomen?
Dit gaan we in het volgende hoofdstuk onderzoeken.
Onder welke omstandigheden kan een diergeneesmiddel geschikt worden gemaakt voor gebruik door mensen?
De overgang van een geneesmiddel van de diergeneeskunde naar de humane geneeskunde gebeurt niet lichtzinnig. Het is gebaseerd op strenge wetenschappelijke criteria, aangezien de eisen voor veiligheid en werkzaamheid verschillen afhankelijk van de diersoort, het metabolisme, de absorptieroutes en de gevoeligheid voor werkzame stoffen.
Tolerantie en farmacologische veiligheid
Om menselijk gebruik in aanmerking te nemen, moet een veterinair molecuul eerst het volgende aantonen:
- zeer lage toxiciteit voor mensen bij effectieve doses;
- stabiele en voorspelbare biologische beschikbaarheid (met name bij orale toediening);
- het op de lange termijn uitblijven van ophoping in menselijke weefsels.
Zo heeft ivermectine, hoewel ontwikkeld voor dieren, een zeer brede therapeutische breedte bij mensen laten zien – een doorslaggevend punt voor de klinische ontwikkeling ervan.
Galenische aanpassing en nauwkeurige dosering
Veterinaire formuleringen zijn nooit direct overdraagbaar naar de mens. Ze kunnen het volgende bevatten:
- hulpstoffen die niet geschikt zijn voor het menselijk lichaam,
- te hoge concentraties,
- conserveermiddelen of oplosmiddelen die verboden zijn in de menselijke geneeskunde.
Zo kunnen injecties die bedoeld zijn voor vee of tabletten voor honden gevaarlijk of zelfs giftig zijn als mensen ze via de voeding binnenkrijgen.
Daarom moeten laboratoria het product opnieuw samenstellen volgens de normen voor humane farmaceutische producten. Daarbij moeten ze de concentratie, zuiverheid en stabiliteit aanpassen om veilig en reproduceerbaar gebruik te garanderen.
Kennis van het werkingsmechanisme
Een ander essentieel criterium is een duidelijk begrip van het moleculaire werkingsmechanisme. Geneesmiddelen zoals ivermectine richten zich op specifieke ionkanalen die aanwezig zijn in de zenuwen van parasieten, maar die bij mensen afwezig of anders zijn. Dit verklaart hun hoge selectiviteit, oftewel hun vermogen om parasieten te doden zonder de menselijke gastheer aan te tasten.
In gevallen waarbij moleculaire doelen gemeenschappelijk of dicht bij elkaar liggen bij verschillende soorten, is de kans op bijwerkingen groter en is voorzichtigheid geboden.
Validatie door gezondheidsinstanties
Ten slotte is voor elk menselijk gebruik een strikte wettelijke vergunning vereist:
- klinische proeven op mensen (fase I tot en met III),
- evaluatie door instanties zoals het EMA (Europa), de FDA (Verenigde Staten) of de WHO voor massaal gebruik,
- postmarketingbewaking (farmacovigilantie).
Zonder deze stappen kan of mag geen enkel diergeneesmiddel aan een patiënt worden voorgeschreven.
Andere voorbeelden van moleculen die van diergeneeskunde naar menselijk gebruik zijn overgegaan
Hoewel ivermectine het meest emblematische voorbeeld is van een diergeneesmiddel dat een hulpmiddel is geworden voor de volksgezondheid, is het geen op zichzelf staand geval. Verschillende moleculen, oorspronkelijk ontwikkeld voor dieren, zijn na strenge validatie vervolgens aangepast voor gebruik in de humane geneeskunde.
Albendazol en praziquantel
Deze twee medicijnen worden veel gebruikt in de behandeling van parasitaire infecties bij dieren voordat ze in veel tropische landen werden geïntegreerd in de bestrijdingsstrategieën voor helminthiasis bij mensen. Tegenwoordig maken ze deel uit van het arsenaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor grootschalige behandelingsprogramma's, met name tegen ascariasis, haakwormen en schistosomiasis.
Dankzij hun doeltreffendheid, goede tolerantie en lage kosten zijn ze bij uitstek geschikt voor grootschalige campagnes, vooral in plattelandsgebieden met weinig hulpbronnen.
Liposomale amfotericine B
Aanvankelijk getest op diermodellen om schimmelinfecties Ernstig, werd dit molecuul vervolgens aangepast aan de mens, met name in zijn liposomale vorm, die beter wordt verdragen. Het wordt nu beschouwd als een referentiebehandeling voor viscerale leishmaniasis, een potentieel dodelijke parasitaire ziekte.
Veterinaire antimicrobiële middelen
Sommige soorten antibiotica zijn aanvankelijk in dieren ontwikkeld voordat ze in de menselijke gezondheid werden onderzocht, met name in het kader van onderzoek naar resistente tuberculose of bepaalde opkomende zoönosen. Moleculen zoals tiamuline en valnemuline worden in deze context bestudeerd, hoewel ze nog niet zijn goedgekeurd voor menselijk gebruik.
De ‘One Health’-aanpak als motor van overdracht
Deze voorbeelden illustreren een groeiende trend: die van het beschouwen van diergezondheid als een waardevolle bron van therapeutische innovaties voor de mens. Het concept van "Eén Gezondheid" – een enkele gezondheid, gedeeld door mens, dier en milieu – helpt de barrières tussen disciplines te slechten en stimuleert de samenwerking bij het zoeken naar nieuwe oplossingen, ook medicinale.
Limieten, risico's en excessen: wanneer diergeneeskundig gebruik gevaarlijk wordt
Hoewel sommige veterinaire moleculen succesvol zijn aangepast aan de humane geneeskunde, betekent dit niet dat deze overdracht automatisch of zonder risico kan plaatsvinden. Misbruik of ongereguleerd gebruik van diergeneesmiddelen kan een reëel gevaar vormen, zowel individueel als collectief.
Zelfmedicatie en misbruik: het geval van ivermectine tijdens de pandemie
Het meest opvallende voorbeeld blijft dat van ivermectine tijdens de COVID-19-pandemie. Na de publicatie van voorlopige in-vitro- (laboratorium)gegevens die een mogelijke antivirale werking suggereerden, werd het medicijn massaal gepromoot op sociale media, zonder solide klinisch bewijs. Het resultaat:
- Veel mensen hebben diergeneesmiddelen gekocht (voor paarden of vee), die in sommige landen zonder recept verkrijgbaar zijn.
- Er zijn gevallen van ernstige vergiftiging gemeld, met neurologische, spijsverterings- of hartbijwerkingen.
- Gezondheidsinstanties zoals de ANSM, de WHO en de FDA moeten mensen eraan herinneren dat ivermectine niet is toegestaan voor de preventie of behandeling van COVID-19, behalve in de context van gecontroleerde klinische onderzoeken.
In deze aflevering werden de risico's van een onbeheerde overdracht geïllustreerd, ingegeven door urgentie of verkeerde informatie.
Formuleringen die niet geschikt zijn voor mensen
Diergeneesmiddelen kunnen het volgende bevatten:
- hulpstoffen die het menselijk slijmvlies irriteren,
- te hoge concentraties (bedoeld voor dieren van enkele honderden kilo's),
- of werkzame stoffen waarvan de biologische beschikbaarheid varieert afhankelijk van de soort.
Hun directe toepassing bij mensen, zonder herformulering, kan dus leiden tot onvrijwillige overdosering, onvoorziene interacties of toxische reacties.
Problemen met de volksgezondheid: kruisresistentie
Overmatig of ongecontroleerd gebruik van veterinaire moleculen kan ook een collectief effect hebben. Bepaalde antibioticafamilies kunnen, indien op grote schaal gebruikt bij dieren, het ontstaan van bacteriële resistentie bevorderen die op mensen kan worden overgedragen, een fenomeen dat al goed gedocumenteerd is in de intensieve veehouderij. Dit verzwakt de effectiviteit van toekomstige behandelingen bij mensen.
Een strategisch instrument in de mondiale volksgezondheid
Wanneer ze correct worden geëvalueerd, geherformuleerd en gereguleerd, worden bepaalde diergeneesmiddelen pijlers van het volksgezondheidsbeleid, met name in gebieden met weinig middelen. Hun werkzaamheid, lage kosten en stabiliteit maken ze ideale kandidaten voor grootschalige behandelingscampagnes.
Het voorbeeld van ivermectine en de strijd tegen onchocerciasis
Zoals eerder vermeld, is ivermectine een wereldwijd succesverhaal geworden in de strijd tegen onchocerciasis (rivierblindheid) en lymfatische filariasis. Dankzij de massale en aanhoudende donatie van het medicijn door Merck via het Mectizan®-programma hebben miljoenen mensen in plattelandsgebieden in Afrika, Latijns-Amerika en Azië baat gehad bij regelmatige behandeling. Het resultaat:
- drastische vermindering van het aantal gevallen van blindheid;
- onderbreking van de transmissie op verschillende gebieden;
- een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van het leven in voorheen verwaarloosde regio's.
Ivermectine staat zelfs al enkele jaren op de WHO-lijst van essentiële geneesmiddelen, een officiële erkenning van het strategische belang ervan.
Toegankelijkheid en efficiëntie: twee prioriteiten
In contexten waar de toegang tot zorg beperkt is, maakt het gebruik van veilige, bekende geneesmiddelen, die vaak al op grote schaal worden geproduceerd voor de diergeneeskunde, het mogelijk om:
- ontwikkelingskosten verlagen;
- vertrouwen op bestaande productie;
- garanderen dat de effectiviteit al in het veld is gedocumenteerd.
Andere antiparasitaire en antischimmelmiddelen en zelfs sommige vaccins volgen een vergelijkbare aanpak, vooral in de strijd tegen verwaarloosde tropische ziekten (NTD's), die miljoenen mensen treffen, maar die commercieel gezien weinig belangstelling wekken.
Internationale samenwerking noodzakelijk
Het succes van deze benaderingen is afhankelijk van de samenwerking tussen:
- farmaceutische laboratoria (donoren of generieke producenten),
- internationale gezondheidsorganisaties (WHO, UNICEF),
- Veld-NGO's (Artsen zonder Grenzen, Carter Center),
- lokale autoriteiten en gezondheidswerkers in de gemeenschap.
Dankzij deze samenwerking kunnen we de kwaliteit, ethiek en logistiek van de distributie garanderen, afgestemd op de realiteit ter plaatse.
Conclusie: wanneer de humane geneeskunde leert van de diergeneeskunde
De geschiedenis van ivermectine en andere vergelijkbare moleculen herinnert ons eraan dat de grenzen tussen diergeneeskunde en humane geneeskunde niet rigide zijn. In veel gevallen hebben ontdekkingen die bedoeld waren voor de dierenwereld de weg vrijgemaakt voor grote vooruitgang in de volksgezondheid, met name in de strijd tegen verwaarloosde tropische ziekten.
Deze overdracht is noch automatisch, noch triviaal. Het vereist:
- een strenge evaluatie van de veiligheid en werkzaamheid bij mensen,
- passende farmaceutische herformulering,
- strikt regelgevingskader,
- en duidelijke communicatie met professionals en het grote publiek, om misbruik te voorkomen.
De opkomst van het "One Health"-concept, dat de onderlinge verbondenheid tussen de gezondheid van mens, dier en ecosystemen erkent, versterkt deze geïntegreerde aanpak. Het gaat niet alleen om het optimaliseren van bestaande middelen, maar ook om het heroverwegen van therapeutische ontwikkeling met een interdisciplinaire aanpak, vooral in het licht van wereldwijde uitdagingen (epidemieën, zoönosen, antimicrobiële resistentie, enz.).
Diergeneesmiddelen moeten niet worden gezien als 'tweederangs producten' voor mensen, maar als potentieel waardevolle hulpbronnen, mits ze zorgvuldig worden beoordeeld. Het verhaal van Ivermectine laat zien dat een goed gereguleerd product, afkomstig uit veterinair onderzoek, miljoenen mensenlevens kan redden zonder dat de veiligheid of ethiek in gevaar komen.
Nu er in veel delen van de wereld nog steeds sprake is van ongelijkheid als het gaat om toegang tot gezondheidszorg, vertegenwoordigt deze brug tussen de gezondheid van dieren en mensen een pad naar de toekomst dat we niet mogen verwaarlozen.